Bijen behoren tot de orde van de Vliesvleugeligen (Hymenoptera). Ze hebben altijd twee paar vleugels en de voorvleugels zijn altijd groter dan de achtervleugels. Hiermee kan men ze onderscheiden van de geel-zwarte (zweef)vliegen die maar 2 zichtbare vleugels hebben.
Solitaire bijen

Zandbijen: Maken een nest in het zand (vertikale of horizontale gang)

Metselbijen: Nestelen in allerlei holtes (insectenhotel). Ze verzamelen stuifmeel op de buik, niet op de poten.

Groefbijen: Vrouwtjes hebben groef in het laatste segment.

Zijdebijen: Zijdebijen bekleden de nestgang met een op cellofaan lijken vloeistof, wat een zijdeglans geeft, vandaar de naam.

Behangersbijen: Behangersbijen behangen hun nestgangen met stukjes blad, vandaar de naam. Ze vervoeren het stuifmeel aan stijf afstaande borstelharen aan de onderkant van het achterlichaam.

Pluimvoetbijen: De vrouwtjes van de Pluimvoetbijen hebben pluimen aan hun poten. Die gebruiken ze om een nest te graven.

Bloedbijen: Parasitaire solitaire bijen. Ze vervangen de eitjes van andere bijensoorten door hun eigen eitjes, die dan van de daar aanwezige nectar en stuifmeel profiteren. Ze zijn herkenbaar aan de roodzwarte kleur.

Wespbijen: Parasitaire solitaire bijen. Ze lijken veel op wespen met meestal een geel-zwarte kleur.
Sociale bijen:

Honingbijen: Honingbijen zijn sociale bijen die in groepen leven.